Woordenschat
De belangrijkste basisregel voor het leren van woorden is:
Het leren van een woord zal niet in één keer gebeuren.
Voor het uitbreiden van de woordenschat maak ik gebruik van de ‘Viertakt van Verhallen’-methode:
- Voorbewerken: Voorkennis activeren en zorgen dat uw kind gemotiveerd raakt en zorgen dat er een verbinding wordt gelegd met het bestaande woordenschat-netwerk.
- Semantiseren: Woorden helder uitleggen binnen een context. Hierbij maak ik gebruik van de drie ‘Uitjes’: Uitleggen, Uitbeelden en Uitbreiden. Door uit te breiden worden woorden toegevoegd, waardoor er woordrelaties en clusters ontstaan. Bijvoorbeeld: ik leg uit wat zoogdieren zijn en laat tegelijkertijd ook de woorden giraffe, neushoorn, zwangerschap en broeden aan bod komen.
- Consolideren: De aangeleerde woorden worden onthouden en opgeslagen in het geheugen. Hiervoor is herhaling nodig en daarvoor maak ik gebruik van woordspelletjes.
- Controleren: Later de ingeoefende woorden terugvragen om te kijken of ze worden onthouden.
Enkele materialen die ik hiervoor inzet:
- Spelletjes: om de verschillende aspecten van de aangeboden woorden te oefenen:
Woorden doorfluisteren, samen zinnen maken, waar denk je aan bij het woord?, sorteren, welk woord hoort er niet bij?, combineren, wat hoort bij elkaar?, woordenmemory, Tik tak boom, 30 seconds, het woord in een zin, het woord niet gebruiken, maak het af, Pictionary, woorden tekenen, woord raden door vragen te stellen, nuttige voorwerpen, woorden gebruiken in een verhaal, woordbingo en ga zo maar door.
- De woordspin: laat zien dat de woorden een betekenisverbinding hebben.
- Een woordparachute: bovenaan de parachute komt een categorienaam en daaronder hangen de woorden die in de categorie thuishoren (bijv. vervoersmiddelen: auto, fiets, brommer, etc.).
- De woordkast: in de kast kunnen tegenstellingen staan of is er de mogelijkheid om bijbehorende kenmerken op te sommen en een duidelijke plek te geven (bijv. dag – nacht of cultuur – natuur).
- De woordtrap: in een trap worden woorden gerangschikt langs een bepaalde dimensie, bijv. grootte (vijver, meer, zee, oceaan), frequentie (nooit, soms, geregeld, vaak, altijd) of rangschikken in de tijd (afscheid nemen, vertrekken, op weg zijn, aankomen).
Rechtsgeoriënteerde leerstijl.
Is uw kind visueel ingesteld en herkent u de kenmerken bij het kopje rechtsgeoriënteerde leerstijl, dan is de aanpak gebaseerd op deze leerstijl. U kunt bij het kopje rechtsgeoriënteerde leerstijl lezen hoe de aanpak dan zal verlopen. Een vrijblijvend gesprek waarin de methodiek mondeling wordt uitgelegd kunt u altijd aanvragen.